HOME www.tegels-uit-rotterdam.com
Oranjevorsten op tegeltableaus
with Summary `The House of Orange on Tile Pictures`
Willi Joliet en Johan Kamermans
in: TEGEL 34/2006
TEGEL is een uitgave van de Stichting Vrienden Nederlands Tegelmuseum Otterlo en verschijnt éénmaal per jaar.Tegeltableaus met portretten van vorsten uit het Oranjehuis zijn in Nederland gemaakt vanaf de vroege zeventiende eeuw tot nu toe. Deze tableaus, die deel uitmaakten van een vaste tegelwand bij de haard of in een betegelde kamer, geven een beeld van de wisselende betekenis die het Oranjehuis in de loop van de geschiedenis had. Het is alleen al een opvallend gegeven dat deze portretten zo’n prominente plaats hadden in interieurs van ambachtslieden, burgers en boeren. Dit artikel wil een overzicht geven van de meest voorkomende tableaus uit de periode tot 1830, waarbij steeds de vraag gesteld wordt wie de geportretteerde was, wat het voorbeeld voor de tegelschilder was, hoe ze geportretteerd zijn en waarom.
Ruiterportretten zijn buiten beschouwing gelaten. Deze zijn wel in behoorlijke aantallen gemaakt, maar geven zelden een individueel portret: boven dezelfde voorstelling kon iedere naam geschilderd worden. In veel gevallen zal het voorbeeld dichter bij de volksprenten liggen, die nauwelijks bewaard zijn, dan bij de gesigneerde prentkunst.Haardachterwandtableaus
De vroegste tegeltableaus met portretten zijn de meest indrukwekkende. Het gaat om bijna manshoge voorstellingen zoals die in Rotterdam in de periode tussen 1615-1630 voor achterwanden van open haarden gemaakt werden. In de afgelopen jaren heeft Herbert van den Berge in een serie artikelen in dit jaarboek deze tableaus uitgebreid in kaart gebracht. (1) De voorstellingen op deze tableaus zijn altijd personen of personificaties. De afgebeelde personen waren koningen, helden en goden uit de bijbelse en de klassieke oudheid, zoals Saul en David, Alexander de Grote, Hannibal en Julius Caesar. Als personificaties kennen we de christelijke deugden geloof, hoop en liefde en de elementen water en vuur. Wie in de zeventiende eeuw de Latijnse school had bezocht, had tegelijk met de taal de bijbehorende, voor hem tijdloze, geschiedenis meegekregen.
De tableaus die Oranjevorsten portretteren zijn in zoverre opmerkelijk dat zij als enige direct naar de eigen tijd en politiek verwezen. Er zijn tableaus bekend van Maurits en Frederik Hendrik en van Amalia van Solms.(2) Prins Maurits (1567-1625) was de zoon van prins Willem de Zwijger en diens tweede echtgenote, Anna van Saksen (1544-1577). Hij stierf ongehuwd en werd opgevolgd door zijn halfbroer, Frederik Hendrik (1584-1647), de zoon van Willem de Zwijger uit zijn vierde huwelijk, met Louise de Coligny (1555-1620). Op aandrang van Maurits was Frederik Hendrik in 1625 getrouwd met hun achternicht, Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675).
De tableaus werden in de achterwand van de haard aan weerszijden van de vuurplaats toegepast, als naar elkaar toegewende dubbelportretten. Het portret aan de linkerzijde bezet de ereplaats – vanuit de geportretteerde zelf gezien is dit immers de rechterzijde! Tot 1625 staat het portret van prins Maurits ter linkerzijde, de ereplaats dus. Omdat hij ongehuwd was staat ter rechterzijde Frederik Hendrik, zijn veel jongere halfbroer en toekomstige erfgenaam van het prinsdom Orange en van het graafschap Nassau (afb. 1). Na de dood van Maurits neemt het portret van Frederik Hendrik de ereplaats in en komt Amalia van Solms aan de rechterkant.(3) Deze tableaus hebben alle kenmerken van een staatsieportret voor vorstelijke personen: de personen zijn staande en ten voeten uit geschilderd. De prinsen dragen hun wapenrusting met zwaard en in de rechterhand houden ze de commandostaf.(4)
Afb. 1 Haardachterwandtableau met portret van prins Frederik Hendrik,
opschrift ‘Hendrick prins van Oranien 1625 in meij’
(coll. Maritiem MuZEEum Vlissingen)De meeste tableaus met het portret van Maurits, met name die uit het Rijksmuseum en uit Vlissingen, zijn gebaseerd op een prent van Muller uit 1608. Deze prent is gemaakt naar het voorbeeld van het uit 1607 daterende portret door Michiel Jansz van Mierevelt (1567-1641) uit Delft, destijds de meest gevierde Hollandse portretschilder. Maurits heeft slechts eenmaal voor hem willen poseren, Frederik Hendrik heeft zich vanaf 1610 tot 1635 echter verschillende keren door hem laten portretteren (afb. 1).
Bij het huwelijk met Amalia van Solms was er nauwelijks tijd om een officieel portret te laten maken, daarom heeft Van Mierevelt bij deze gelegenheid een iets ouder, bestaand portret van Amalia als voorbeeld genomen en daar de kostbare sieraden in verwerkt die Frederik Hendrik aan zijn bruid gegeven had. Dit portret is ruim verspreid dankzij de prenten van de schoonzoon van Van Mierevelt, Willem Jacobsz Delff. Deze was een uitstekend graveur en genoot het alleenrecht om de werken van zijn schoonvader te reproduceren. Dit huwelijksportret vinden we terug in een tableau in bezit van het Haags Gemeentemuseum. Omstreeks 1629 maakte Van Mierevelt opnieuw portretten van de stadhouder en zijn vrouw, de laatste herkennen we terug in het tableau uit Brussel (afb, 2, 3 en 4).(5)
Afb. 2 Haardachterwandtableau Afb 3. Haardachterwandtableau
met portret van prins Frederik Hendrik, met portret van Amalia van Solms-Braunfels, na 1629-1635
1625-1635
(coll. Musées royaux d’art et d’histoire, Brussel)
Afb. 4 Portret van Amalia van Solms-Braunfels,
gravure Willem Jacobsz Delff naar een schilderij van Michiel Jansz van Miereveld, 1629.Lunsingh Scheurleer merkte al op dat de tableaus een voetenstand hebben die op de schilderijen nooit voorkomt.(6) Op de beschikbare prenten zijn de geportretteerden namelijk niet ten voeten uit afgebeeld. Bij de hier afgebeelde tableaus leverde dat voor prins Frederik Hendrik nogal plompe en statische benen op, terwijl bij Amalia van Solms de lijnen van haar rok min of meer doorgetrokken zijn en er nog net een punt van een schoen te zien is. Overigens constateerde ook Herbert van den Berge dat de tegelschilders voor de benen en voeten van staande portretten afzonderlijke tekeningen hadden en dat dit niet altijd tot anatomisch verantwoorde resultaten leidde.(7) Dit was ook meestal niet de voetenstand die bij een voornaam staatsieportret paste.
Het was in de eerste decennia van de zeventiende eeuw niet vanzelfsprekend dat de zonen van Willem de Zwijger als vorsten beschouwd werden. Zij waren weliswaar de meest aanzienlijke edelen die in de noordelijke Nederlanden leefden, maar het prinsdom Orange en het graafschap Nassau lagen ver buiten de Republiek. Hun formele status was stadhouder van verschillende gewesten. De stadhouder was de plaatsvervanger van de koning, maar omdat die in 1580 afgezworen was, ging het om een benoeming door de Staten, de vertegenwoordigers van adel en steden, in alle gewesten afzonderlijk. Ook als kapitein-generaal van het Staatse leger waren de beide prinsen eigenlijk in dienst van de Staten. De successen die beiden haalden in de oorlog met Spanje versterkten wel hun positie. In 1614 liet Maurits de aanzet geven tot een groots grafmonument voor zijn vader in de Oude Kerk in Delft, een duidelijk teken van zijn dynastieke ambities. In de verhouding met de machtige Staten van Holland sloeg hij zijn slag door in de kerkelijke twisten tussen remonstranten en contraremonstranten partij te kiezen voor de laatsten. Zijn belangrijkste tegenspeler, Johan van Oldenbarneveldt, werd ter dood veroordeeld. Frederik Hendrik bouwde hierop verder. Hij liet verschillende paleizen bouwen en wist vanaf 1625 in Den Haag een hofcultuur tot stand te brengen. (8) Zijn zoon Willem kon in 1641 trouwen met Henriette Maria Stuart, een dochter van de Engelse koning Karel I.
Kortom, de ambities om de familie te laten uitgroeien tot erfelijke vorsten in de Nederlanden werden vanaf omstreeks 1615 steeds duidelijker zichtbaar. Dat daarover in de Republiek hevig verschil van inzicht bestond lijdt geen twijfel. Veel stedelijke regenten met remonstrantse voorkeuren waren uit hun positie gezet of hadden voor enkele jaren het land moeten ontwijken. Hugo de Groot zou na zijn ontsnapping uit slot Loevestijn in ballingschap gaan. In dit milieu was weinig sympathie voor de stadhouders. Het is daarom jammer dat niets bekend is over de huizen waarin deze tableaus toegepast waren, want het plaatsen van deze tableaus kan men eerder dan als een gangbaar teken van respect voor de heersende vorst zien als een uitgesproken politieke stellingname. Het lijkt er niet op dat deze tableaus in groten getale gemaakt zijn en waarschijnlijk ook slechts gedurende een vrij korte periode. In de daaropvolgende eeuw met stadhouderloze perioden en het bewind van prins Willem III zijn er geen of nauwelijks portrettableaus gemaakt.(9)Prins Willem IV
Halverwege de achttiende eeuw wordt het huis van Oranje weer inzet van hevige politieke partijvorming in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Prins Willem III (1650-1702) had na zijn benoeming tot stadhouder een zeer sterke positie in de Republiek gehad. Door zijn huwelijk met de Engelse prinses Maria Stuart, dochter van Jacobus II, kleindochter van Karel I, was hij na de Glorious Revolution ook op de Engelse troon gekomen. Maar na het kinderloos overlijden van de koning-stadhouder zijn er geen wettige mannelijke nakomelingen meer van prins Willem de Zwijger, de ‘vader des vaderlands’. De gewesten waar de stadhouder door zijn regeringsreglementen een vergaande invloed op alle personele benoemingen had uitgeoefend, besloten direct de stadhouderloze situatie van voor 1672, de ‘ware vrijheid’, te herstellen.(10)
Alleen in Friesland en Groningen werd het stadhouderschap al generaties bekleed door nazaten van Jan van Nassau, een broer van Willem de Zwijger. Willem III had zijn jonge neef in Leeuwarden, Johan Willem Friso (1687-1711), tot persoonlijk erfgenaam benoemd. De erfenis, onder meer de titel ‘prins van Oranje’, werd echter aangevochten door andere verwanten, met name de koning van Pruisen. Ook pogingen om hem tot kapitein-generaal van de Unie te benoemen of om hem toe te laten tot de Raad van State werden door de stadhouderloze gewesten geblokkeerd.
Het gegeven dat hij al zeer jong overleed, in 1711, nog voor de geboorte van zijn zoon, maakten de kansen voor een herstel van de Oranjes er voorlopig niet beter op. Deze zoon, Willem Karel Hendrik Friso (1711-1751), trouwde in 1734 met prinses Anna van Hannover, dochter van de Engelse koning George II. Dit was zowel een duidelijk signaal als een krachtige Engelse ondersteuning van zijn stadhouderlijke ambities. De gewestelijke staten konden er geen waardering voor opbrengen en onderstreepten keer op keer dat de prins vooral geen illusies moest koesteren. In de loop van de jaren 1740 ontwikkelt zich dan toch steeds sterker een Oranjegezinde beweging. Wanneer de Republiek in 1747 wordt binnengevallen door een Frans leger benoemen alle gewesten, onder druk van volksopstanden, de prins alsnog tot stadhouder. Een stadhouderschap van korte duur; stadhouder Willem IV overlijdt al na vier jaar in 1751 en laat een driejarige zoon als erfgenaam na.Afb. 5 Tableau met portret van prinses Anna van Hannover, circa 1750
(coll. Historisch Museum Rotterdam)
Afb. 6 Tableau met portret van prins Afb. 7 Portret van prins Willem Karel Friso,
Willem Karel Hendrik Friso, circa 1750 ca. 1750, geëtst door J. Besoet,
(coll. Historisch Museum Rotterdam) met adres van D. Langeweg.Deze gebeurtenissen, die elkaar in korte tijd opvolgen, gaan gepaard met de publicatie van grote aantallen pamfletten en gedenkschriften. De Haagse boek-, kaart- en prenthandelaar Daniel Joannes Langeweg, wiens activiteiten gedocumenteerd zijn tussen 1736 en 1767, markeert het herstel van het stadhouderschap met een toepasselijk pamflet onder de titel Willem en Maurits van Nassauwe aangemerkt; als eerste en waeragtige oorzaeken, der Nederlandsche vryheit (1747). Vervolgens geeft hij in 1748 de 'sGravenhaasche[!] vyvernimf, zingende ter geboorte van Wilhem den Vyfden. / By Ks.Vr. Sleiden uit en in 1751 Laatste eere ofte Historische beschryving en naauwkeurige afbeeldinge der plechtige begraaf-ceremonie, bewezen aan [...] Willem Carel Hendrik Frizo.(11) Zijn naam staat ook als uitgever onder twee prenten met portretten van de stadhouder en zijn vrouw, gemaakt door J. Besoet, die vervolgens als voorbeelden voor tegeltableaus gebruikt zijn (afb. 5, 6(12) en 7). Deze prenten zijn gebaseerd op de portretten die Philip van Dijk in 1734 bij hun huwelijk schilderde en die het jaar daarop door J. Faber in prent zijn uitgebracht. Besoet heeft de prenten van Faber aangepast door de gezichten te verouderen en het geheel in een nieuw kader te plaatsen: binnen een krans van laurierbladeren, met een afhangend gordijn en een sokkel met opschrift. Op het portret van de prins is de orde van de kouseband tweemaal afgebeeld, helemaal links staat op een sokkel nog een pot met een oranjeboompje. Wat hij niet heeft veranderd is de positionering van de echtelieden ten opzichte van elkaar. Niet de man, maar de vrouw staat op de meer voorname linkerplaats. De prins staat helemaal en profil naar zijn echtgenote toegewend, die alleen haar hoofd naar hem toedraait. Prinses Anna was immers een koningsdochter en de jonge prins van Oranje moest zijn positie in de Republiek nog helemaal opbouwen. Besoet heeft bij het hernemen van het voorbeeld van Van Dijk/ Faber deze uitbeelding van de hiërarchische verhoudingen niet gewijzigd (er bestaan overigens wel gespiegelde navolgers van deze portretten). De tegeltableaus blijven tot in de omlijsting en de tekstverdeling in de sokkel zeer dicht bij het voorbeeld.(13)
Afb. 8 Portret van prins Willem Karel Hendrik Friso,
uitgave van J. Haffman en P. Meyer, 1751Afb. 9 Tableau met portret van prins Willem Karel Hendrik Friso, kort na 1751
(coll. Nederlands Tegelmuseum, bruikleen Veluws Museum Nairac)
Afb. 10 Portret van prinses Anna van Hannover, Afb. 11 Tableau met portret van prinses
uitgave van J. Haffman en P. Meyer, 1750 Anna van Hannover, circa 1750 (foto Jan Pluis)
In 1750 en 1751 verschijnen twee grote portretten van prinses Anna en prins Willem IV, naar het leven getekend door Hendrik Pothoven en gesneden door de bekende graveur J. Houbraken (afb. 8 en 10). Deze prenten op folio-formaat maken deel uit van een reeks waarin enkele jaren later ook jeugdportretten van hun kinderen, prinses Carolina en prins Willem V uitgegeven worden.
De uitgevers zijn de Amsterdamse boekverkopers Jacobus Haffman en Pieter Meyer. Beide boekverkopers hadden elk hun eigen zaak met hun eigen fonds. Haffman was actief tussen 1737 en 1759 aan ’t Rusland, Meyer tussen 1747 en 1781 op de Dam. Rond 1750 gaan ze blijkbaar een samenwerking aan op het gebied van oranjegezinde uitgaven. Allereerst komen ze in contact met de schrijver Pieter Le Clerq die begonnen was aan De geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, sedert den aanvang des vredejaars 1712. Tot aan den dood des prinsen van Oranje. Dit werk, dat zij publiceren in 1753, was bedoeld als een vervolg op, en actualisering van een oudere geschiedenis door de predikant Johan Blomhert (1694-1735), De geschiedenissen van het vereenigde Nederlandt [...] onder't bestuur der princen van Oranje en Nassauw, dat in 1747 een vijfde druk kende. De eerste druk was in 1730 verschenen onder de titel Nederlandt verhoogt door wonderen van Gods voorsienigheit. De uitgevers slagen erin dit laatste werk in eigendom te krijgen en maken in 1758 een zesde druk. Dat het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek in één band zowel het werk van Le Clerq en Blomhert bevat toont dat afnemers de bedoelde samenhang begrepen.(14)
Opvallend is dat in de heruitgave uit 1758 oudere portretten van de stadhouder en zijn echtgenote uit 1735, gegraveerd door W.E. Jongman, zijn gehandhaafd. Haffman en Meyer zijn immers, los van deze gezamenlijke publicaties, in 1750 een project aangegaan om prenten op groot formaat van leden van de stadhouderlijke familie te laten graveren. Dat deze prenten aansloegen blijkt uit de vele navolgers. Allereerst is er van het portret van de prins een vrijwel exacte kopie op een kwart van het originele formaat door G. Sibelius. De Amsterdamse boekhandelaar T. Crajenschot publiceerde hetzelfde portret kleiner, met een volledig andere, zij het ook zeer bewerkelijke omlijsting. Een zeer eenvoudige uitvoering op klein formaat is gemaakt door F. de Bakker in 1752.(15) Welke versie hier precies het voorbeeld is geweest voor de tegeltableaus is niet vast te stellen. De tegeltableaus tonen het paar in een ovale omlijsting zonder verdere decoratie, de schildering is ook weinig gedetailleerd (afb. 9 en 11).
Willem V
Het overlijden van Willem IV in 1751 bracht het stadhouderschap voor zijn drie jaar oude zoon niet direct in gevaar. De onrustige jaren 1747-1748, waarin een brede volksbeweging zich tegen de regering van de regenten had gekeerd, lag te vers in het geheugen om nu alweer een stadhouderloos tijdperk uit te kunnen roepen. En hoewel Willem IV tegelijk met het erfstadhouderschap zeer grote bevoegdheden in handen had gekregen, bleek dat hij helemaal niet uit was op een grote hervorming van de Republiek en aantasting van de positie van de regenten. Het waren daardoor voor een deel juist de Oranjegezinden uit 1747 die teleurgesteld waren in het conservatisme van stadhouder Willem IV.(16)
Vooralsnog hadden aanhangers van het Oranjehuis hun hoop op de jonge prins Willem V gevestigd. Er zijn tegeltableaus gemaakt van Willem V en zijn oudere zus Carolina naar enkele kinderportretten die P.F. de la Croix in 1755 geschilderd had en die door P. Tanjé gegraveerd zijn (afb. 12-16).(17) Wie de prenten uitgegeven heeft is niet bekend.(18) Het oorspronkelijke schilderij van Willem V op zevenjarige leeftijd bevindt zich in Paleis Huis ten Bosch, de verblijfplaats van het portret van prinses Carolina is niet bekend (particulier bezit). De tegeltableaus volgen de prenten vrij volledig, er is alleen een extra omlijsting aan toegevoegd en het onderschrift is in een cartouche geplaatst.Afb. 12 Pieter Frederik de la Croix (1709-1782) portret van prins Willem V, 1755
(coll. Stichting Historische verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag)
Afb. 13 P. Tanjé, kopergravure naar afb. 12
Afb. 14 Tableau met portret van prins Willem V,
(Rijksmuseum Amsterdam, coll. K.O.G., inv.nr. BR-KOG-265)
Afb. 15 P. Tanjé, kopergravure naar schilderij van Pieter Frederik de la Croix
met portret van prinses Carolina, 1755
Afb. 16 Tableau met portret van prinses Carolina, naar afb. 15
(coll. Maritiem MuZEEum Vlissingen, inv.nr. SNV-NR78; een ander exemplaar
is aanwezig in het Rijksmuseum Amsterdam, coll. K.O.G., inv.nr. BR-KOG-264)
Na het huwelijk van prins Willem V met de Pruisische prinses Wilhelmina in 1767 zijn hun portretten in grote aantallen op borden, schotels, kaststellen, plaquettes en andere keramische voorwerpen geschilderd. De meeste weergaven zijn zeer schematisch, met de namen afgekort tot de beginletters en soms met een berijmde tekst. De grote politieke spanningen tussen patriotten en prinsgezinden vanaf de jaren 1770 verklaren de toenemende behoefte aan portretten van de stadhouder. De kwaliteit van de voorstellingen is in de regel matig. Op tegels vinden we het echtpaar verwerkt in pilasters en op ruitertableaus. Opvallend is dat prinses Wilhelmina altijd aan de linkerzijde was geplaatst. De machtspositie van de Oranjes was vaak sterker dan hun formele positie, en een huwelijk op niveau voor de Oranjes was officieel gezien vrijwel altijd een huwelijk boven hun stand.
Afb. 17 Portret van prinses Wilhelmina en prins Willem V, ca. 1790
(coll. Nederlands Tegelmuseum).Een mooi uitgevoerd portret van Willem V en prinses Wilhelmina vinden we op de pilasters die bij een schouw uit Koudekerk aan de Rijn horen (afb. 17). Het is niet eenvoudig om hierbij een voorbeeld te vinden. Het echtpaar werd nooit op officiële schilderijen en profil geportretteerd, en op prenten heel weinig. In de toegepaste kunsten, op munten, plaquettes, silhouetten en keramiek des te meer. Zo is er een serie Wedgwood plaquettes van omstreeks 1782 waarop de stadhouderlijke familie op dezelfde wijze afgebeeld wordt.
Koning Willem I
In 1795 kwam met de inval van een Frans leger een eind aan het zelfstandig bestaan van de Republiek. De stadhouderlijke familie vertrok naar Engeland, Willem V overleed in 1806 in Brunswijk. Zijn opvolger, erfprins Willem Frederik, was in 1791 in Berlijn met zijn nicht prinses Frederika Louisa Wilhelmina van Pruisen getrouwd. Hij onderhield contacten met oranjegezinden binnen de Bataafse Republiek, maar toen pogingen tot verzet geen succes hadden wist hij van Napoleon Bonaparte een schadeloosstelling te krijgen in ruil voor het opgeven van zijn aanspraken. Nadat hem later de soevereiniteit over Fulda en Nassau ontnomen werd voegde hij zich weer in Pruisische, respectievelijk Oostenrijkse dienst tegen Napoleon. Op 30 november 1813 keerde hij op uitnodiging van Van Hogendorp in Scheveningen terug in de Nederlanden en liet zich bij proclamatie uitroepen tot Soeverein Vorst. Op 16 maart 1815 nam hij de titel Koning der Nederlanden aan.
Er zijn tegeltableaus gemaakt met de portretten van het koninklijk echtpaar, waarbij Willem I is omgeven door twee samengebonden eikentakken en het randschrift ‘Willem Frederik den Eersten Koning der Nederlanden Groot-Hertog van Luxemburg’. Wilhelmina is omgeven door twee samengebonden lauwertakken en het randschrift ‘Frederika Louisa Wilhelmina van Pruissen gemalinne van Willem den Eersten’ (afb. 18 en 19).(18)
Het is niet eenvoudig om het voorbeeld voor deze tableaus te achterhalen, omdat er in 1814 en 1815 een groot aantal vrijwel identieke portretprenten is gepubliceerd. De meest voor de hand liggende bronnen zijn de verschillende versies die zijn uitgegeven door het ‘Print, Kunst en Kaart Magazijn van E. Maaskamp, te Amsterdam’, gevestigd aan de Kalverstraat/ Dam nr. 1 (afb. 20 en 21).(19)
Afb. 18 Tableau met portret van Afb. 19 Tableau met portret van Koning Willem I
van Koningin Frederika Louisa circa 1815-1825 (part. coll.)
Wilhelmina van Pruisen,
circa 1815-1825 (part. coll.)
Afb. 20 Portret van Koningin Frederika Afb. 21 Portret van Koning Willem I,
Louisa Wilhelmina, uitgegeven door uitgegeven door E. Maaskamp, circa 1815
E. Maaskamp, ca. 1815
Op de prent van koning Willem staat dat deze is getekend naar het leven door E. Maaskamp en gegraveerd door W. van Senus. Op de prent van de koningin, die ook door Van Senus is gegraveerd, staat ‘original Schröder Termino E. Maaskamp’.
De schilder, tekenaar en boekhandelaar Evert Maaskamp, in Amsterdam werkzaam vanaf 1794, had zijn zaak ook destijds op een prominente lokatie, vlakbij wat sinds kort het Koninklijk Paleis was. Hij was vanaf 1818 onder meer uitgever van de Jaarboeken van het Koningrijk der Nederlanden door Martinus Stuart (1765-1826), die de officiële geschiedschrijver van het jonge koninkrijk was. Alle leden van de koninklijke familie zijn, op miniatuurformaat, afgebeeld in Nederlands roem, liefde en hoop. Almanak voor het jaar 1816. Het bijbehorende lofdicht op Willem I eindigt met de woorden:’‘Hij, die in’t prangendst van de nood
Het sling’rend roer van Staat aanvaardde:
Hij ziet zich om zichzelf vereerd,
Door ’t achtbaar volk, dat hem waardeert.’In een kleine publicatie over de ‘Groote Vergadering des Nederlandschen Volks’ in het voorjaar van 1814, waarbij de soeverein de eed op de grondwet aflegde, maakt Maaskamp reclame voor een prent die hij zal uitgeven. De uitgever schrijft dat hij een tekening van de plechtigheid gemaakt heeft en geeft aan wat daarop te zien is. ‘Dezelve zal, door eene kundige hand in plaat gebragt, volgens een daar van publiek gemaakt berigt, en tot de daarbij vermelde prijzen, alleen bij inteekening te bekomen zijn’.(20) Op deze wijze zal hij ook de portretten van de koninklijke familie uitgegeven hebben.
Er bestaat ook een oudere versie van deze prent, met opschrift ‘Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, soeverein Vorst der Vereenigde Nederlanden’, gedateerd 1814 en gesigneerd door H.W. Caspari als tekenaar en J.E. Marcus als graveur. Deze zelfde prent, door Caspari gesigneerd en nu door Van Senus gegraveerd, is uitgegeven door J. van Ledden Hulsebosch te Amsterdam, voorzien van een gedicht door M. Westerman. Het lijkt dus twijfelachtig of Maaskamp hier wel zelf het oorspronkelijke portret heeft getekend. De houding van de schouders van de koning op het tegeltableau komt meer overeen met de tekening van Caspari dan van Maaskamp. De prenten lijken niet naar schilderijen vervaardigd te zijn. De koningin draagt wel de kleding waarin zij is geportretteerd op een schilderij dat is toegeschreven aan J. Paelinck.
Besluit
Portretten van Oranjevorsten zijn door de eeuwen heen regelmatig op tegels geschilderd, maar dit was nooit vanzelfsprekend. De bekende tegeltableaus werden allereerst gemaakt op momenten dat de Oranjes net hersteld waren, zoals na het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (tijdens het bewind van Willem IV en de kinderjaren van zijn zoon) of na de Franse tijd (het begin van het koningschap van Willem I). Ook op momenten van grote politieke spanningen, waarbij de positie van de stadhouder in het geding was, werden portrettableaus gemaakt (vooral rond 1790, maar ook rond 1615-1625, bij het einde van het Twaalfjarig Bestand). De schilders maakten daarbij gebruik van prenten die in grote aantallen werden uitgegeven, waarbij niet altijd duidelijk is welke het meest oorspronkelijk is. Helaas is slechts zelden bekend wie deze tableaus in hun huizen lieten plaatsen.
Over de auteurs
Willi Joliet (1934) heeft vanuit zijn levenslange werk als Sachverständiger für das Fliesen-, Platten- und Mosaiklegerhandwerk een gedreven belangstelling voor de historische tegelcultuur. Sinds 1975 is hij lid van de Stichting Vrienden Nederlands Tegelmuseum, waar hij vele malen voordrachten hield op de jaardagen. In de loop van de afgelopen decennia bouwde hij een grote documentatie op, vooral over de Rotterdamse tegelfabrieken, welke in 2005 is overgedragen aan het Nederlands Tegelmuseum. Naast het internationale overzicht Die Geschichte der Fliesen (1996) verschenen vele artikelen, onder meer over Schloss Falkenlust en Augustusburg te Brühl. Tal van belangrijke dossiers zijn in eigen beheer gepubliceerd, zoals het Rotterdamsch modellenboek voor tegels, afkomstig van het tegelbakkersgilde (2001) en Van Rotterdam naar Altona.
Johan Kamermans (1966) is conservator van het Nederlands Tegelmuseum (1999). Hij studeerde economische en sociale geschiedenis en mediëvistiek aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in Wageningen op een onderzoek naar de materiële cultuur in de Krimpenerwaard in de zeventiende en achttiende eeuw.
Summary
The House of Orange on Tile Pictures
Portraits of Members of the House of Orange were regularly reproduced on tiles for several centuries, though this was never a matter of course. These tile pictures were made, primarily, to mark the occasions when the House of Orange was restored: after the Second Stadtholderless Period for instance (under Stadtholder William IV and during his son’s minority, 1748-1767), or after French rule (the beginning of the monarchy under William I, 1815). They were also made in times of great political tension, when the position of the stadtholder was at issue (around 1790, in particular, but also around 1615-1625, at the end of the Twelve Years’ Truce). The tile painters used prints as models; such a large variety of these prints were published that it is not always clear which is the original of the tile portrait. As to who placed these tile pictures in their homes, this can rarely be ascertained, unfortunately.
Opmerkingen
1 Herbert van den Berge, ‘Haardachterwandtableaus uit de eerste helft van de zeventiende eeuw’, in Tegel 28 (2000) 12-24, Tegel 29 (2001) 8-20 en Tegel 32 (2004) 28-44.
2 Alle bekende tableaus zijn afgebeeld in de artikelen van Van den Berge. Prins Maurits, afb 6a, afb 21a, 25a, 67 en 73(?); Prins Frederik Hendrik, afb. 6b, 21b, 25 b, 58, 59a; Amalia van Solms, afb. 59b, 63
3 E. de Jongh, Portretten van echt en trouw. Huwelijk en gezin in de Nederlandse kunst van de zeventiende eeuw, Zwolle/ Haarlem, 1986, 14-15, 36.
4 Voor andere staatsieportretten uit deze tijd, zie De Jongh, Portretten van echt en trouw, 138, 141-142, 150.
5 Over de portretkunst aan het stadhouderlijk hof in deze tijd: Marieke Tiethoff-Spliethoff, ‘Representatie en rollenspel. De portretkunst aan het hof van Frederik Hendrik en Amalia’, in: Marika Keblusek en Jori Zijlmans (red.), Vorstelijk Vertoon. Aan het hof van Frederik Hendrik en Amalia, Zwolle/ Den Haag 1997, met name 161-167.
6 D.F. Lunsingh Scheurleer, Oranje op aardewerk van Willem de Zwijger tot Koningin Beatrix, Lochem 1994, 24-25.
8 Zie hiervoor in het algemeen Willem Frijhoff, ‘Het Haagse hof in nationaal en Europees perspectief’, in Keblusek en Zijlmans, Vorstelijk vertoon, 10-16.
10 G.J. Schutte, ‘De lange weg naar herstel van Oranje (1703-1747)’, in I. Schöffer, H. van der Wee en J.A. Bornewasser (red.), De Lage Landen van 1500 tot 1780, Amsterdam/Brussel 19853, 294-297.
11 Titels van publicaties voor 1800 zijn, onder meer op uitgeversnaam, te vinden in de Short Title Catalogue Netherlands (samengesteld en uitgegeven door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (KB), zie www.kb.nl).
12 Vergelijkbare tableaus bevonden zich vroeger in Museum De Moriaen in Gouda, zie C.H. de Jonge, Nederlandse tegels, Amsterdam 1971, afb. 83a en b, geveild bij Sotheby’s 24-25 maart 1997. Het portret van prinses Anna is eveneens in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam (zie Lunsing Scheurleer, Oranje op aardewerk, 78; Van beide portretten is ook een exemplaar in particulier bezit gedocumenteerd. Eenvoudiger uitvoeringen zijn in de collectie van Museum De Lakenhal, Leiden.
15 Van al de verschillende genoemde versies zijn originelen of reproducties in de collectie van het Iconografisch Bureau in Den Haag.
18 Het portret met de prins is in 1766 opnieuw uitgegeven, waarbij binnen dezelfde contouren de prins nu als achttienjarige is voorgesteld.
19 Andere exemplaren zijn aanwezig in de collectie van het Nederlands Tegelmuseum; Rijksmuseum Paleis het Loo, Apeldoorn, inv.nr. RL 400; Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. BK-NM 5204A en B. Museum Mr. Simon van Gijn in Dordrecht bezit tegeltableaus van prins Willem V en prinses Wilhelmina in een vrijwel identieke omlijsting, zie Lunsingh Scheurleer, Oranje op aardewerk, 93.
21 Geschiedkundig en volledig tafereel der bijeenkomst van Zijne Koninklijke Hoogheid, den souvereinen vorst der Vereenigde Nederlanden, met de vergadering der aanzienlijken, binnen Amsterdam en van de daarbij plaats gehad hebbende festiviteiten in de maanden maart en april 1814, uitgave E. Maaskamp ter Amsterdam 1814 (KB pamfletten 23899), p. 66.