De
laatste tegelbakkerijen in Rotterdam 2
Schiedamsedijk
/ Leuvehaven
Jan
Pluis
In deze publicatie worden de producten van de laatste jaren van de eens zo
bekende tegelbakkerij aan de Schiedamsedijk/Leuvehaven beschreven. De
geschiedenis van dit bedrijf gaat terug tot in de 17de eeuw, opgericht ca. 1675.
Deze tegelbakkerij wordt vaak De Bloempot genoemd, naar het tableau dat daar in
de muur is aangetroffen (afb. 1), maar deze naam komt niet als bedrijfsnaam in
de archieven voor. Voor meer informatie, zie de website van Wilhelm Joliet.1 In 1692 is Pieter Jansz Aalmis
de eigenaar van deze bakkerij en zou honderd jaar lang in de familie Aalmis
blijven tot deze in 1790 wordt verkocht aan Laurens Verwijk. In 1843 wordt
Willem van Traa de eigenaar, in 1852 sluit dit bedrijf.
Afb. 1. Bloempot,
6 x 5 tegels, Aalmis, Rotterdam, 18de eeuw, naar een prent van Carel
Allard (1647-1707). (Historisch Museum
Rotterdam, inv.nr. Museum Rotterdam 5004)
Dit tableau zat
tot de afbraak in 1918 in de gevel van het pand waar de tegelbakkerij gevestigd
was.
De tegels en tegeltableaus van Willem van Traa
Afb.
2. Willem van Traa (ca. 1863-1870), steenhouwer en tegelbakker.
(Fotocollectie Gemeente Archief Rotterdam)
In december 1904
werd het belangwekkende archief van het bedrijf van Willem van Traa door C. van
Traa aan het Archief der Gemeente te Rotterdam overgedragen.
Na de overname van
het bedrijf van Verwijk legde Van Traa een nieuwe boekhouding aan. Deze is
grotendeels bewaard gebleven en biedt een schat aan informatie. E. Wiersum heeft
de archiefstukken geïnventariseerd:3
Deze inventarisatie bestaat uit 274 nummers, waarvan de nummers 243 tot 255 de
tegelbakkerij betreffen.
243. Grootboek
1843-1861
244. Memoriaal
1843-1859
245.
Rekeningenboek 1843-1857
246. Kasboek
1843-1863
247. Inventarissen
der materialen 1843-1849
248. Balansen
1843-1850
249. Register van
orders en leveringen 1848-1864
250. Register van
maandelijkse leveringen 1849-1873
251. Register van
maandelijkse leveringen en ontvangsten 1850-1851
252. Lijsten van
rekeningen, openstaande posten van materialen en facturen 1852-1857
253. Register van
onkosten 1852-1857
254. Ovenboek
1849-1850
255. Register van
verzonden brieven 1852-1873
Inventaris 1 mei 1843
In 1843 werd een
uitgebreide inventaris opgesteld van elf pagina’s: Inventarissen der
materialen (247. 1843-1849). Daaruit kan worden opgemaakt welke tableaus en
tegeltypes in die tijd in productie waren of waren geweest.
Willem van Traa
nam van Verwijk de inventaris over, bestaande uit tegels (ƒ 4810,39),
materialen (ƒ 829,99) en gereedschappen (ƒ 551), voor een totaal bedrag van ƒ
6191,38. Aan tableaus waren er 313 aanwezig (ongeveer 90 decors).4
Het aantal tegels bedroeg 1.194.437 stuks, vergeleken met de productie van
Tichelaar te Makkum ruim een voorraad van drie jaar.
Johan Kamermans
heeft deze stukken uitgewerkt en uitvoerig beschreven.5
Wij kunnen daarom volstaan met een enkel aspect en wel van de productie.
Afb.
3. Tabel van de afgeleverde tegels 1843 tot 1851, achterin het Order Boek (inv.
nr. 249).
Afb. 4. Grafische
weergave van de tabel van afb. 3.
Afb. 5. Grafische
weergave van de tegels die bij Tichelaar tussen 1843 en 1851 zijn geproduceerd.
Van
Traa maakte een overzicht van de afgeleverde tegels vanaf 1843 tot 1851 (afb.
3). Dit overzicht kan worden vergeleken met de Balansen (248, 1843 tot 1850).
Tot 1846 is er winst gemaakt, daarna wordt er elk jaar verlies geleden. Het
aantal afgeleverde tegels loopt eveneens terug in de jaren 1847 tot 1849.
Bij Van Traa zijn alleen de ovenboeken van 1848 en 1850 bewaard gebleven met
resp. 11 en 7 ovens. Opvallend is dat bij Tichelaar te Makkum deze jaren
eveneens een terugloop van de geproduceerde tegels laten zien. Het aantal neemt
eveneens af: van 33 ovens in 1843 tot 27 ovens in 1851.
Uit deze gegevens blijkt dat het bij Van Traa een aflopende zaak was. Toen ook
nog in 1851 de boekhouder / bedrijfsleider Frederik Jacobus Kleijn een eigen
tegelbakkerij in Delfshaven oprichtte en enkele medewerkers van Van Traa
meegingen, betekende dit het einde van het bedrijf aan de Schiedamsedijk, dat
178 jaar had bestaan.
Uit onder andere
het Register van orders en leveringen (249. 1848-1864) en
het Register van verzonden brieven (255. 1852-1873) krijgt men inzicht in
het afzetgebied van Van Traa.
Bij Van Traa zijn maandelijkse registers bijgehouden van de orders, de afnemers
van tegels (Register van maandelijkse leveringen (250. 1849-1873)).
Het zal niet verbazen dat die afnemers vooral wonen in en om Rotterdam, de
provincie Zuid-Holland en Zeeland.
Opvallend in het register is de Duitse plaats Gildehaus in de Graafschap
Bentheim.
Van Traa had een steenhouwersbedrijf. De daarvoor benodigde Bentheimer zandsteen
werd met eigen schip via de Vecht opgehaald. Op de heenreis werden tegels van de
eigen tegelbakkerij meegenomen en afgezet in bij voorbeeld Gildehaus. Een
voorbeeld daarvan zijn de Rotterdamse cartouchetegels
met op de console een figuur. In Gildehaus werd in een pand een haardvlak
aangetroffen met ornamenttegels (kruisroosjes), omlijst met cartouchetegels.
In Amsterdam kwam dezelfde combinatie van bedrijf voor: steenhouwerij -
tegelbakkerij. De tegels van de tegelbakkerij
De twee Laurierbomen aan de Lauriergracht te Amsterdam vonden vooral hun afzet
in het gebied langs de Weser.6
Op de terugweg werd
Baumberger zandsteen meegenomen.
Willem van Traa en E. Meyering te Gildehuis (Graafschap
Bentheim)
Op 27 Mei 1852
neemt Willem van Traa via H. van Straaten te Ommen, contact op met E. Meyering
te Gildehuis, een bouwmaterialenhandel in Bentheimer zandsteen.
25 Juny 1852 schrijft Van Traa aan E. Meyering:
Ingevolge Uwe geëerde van 13 deze zend ik UEd: hiernevens in 12 manden diverse
soorten tegeltjes. En
verder:
De betaling herhaal ik zoo als in mijne vorige gemeld, dit wezen zal in steen,
indien ik die hier namelijk noodig heb, dan toch niet eerder dan wanneer U
verkogt heeft.
Willem van Traa heeft ingeschreven voor de levering van Bentheimer zandsteen aan
een kerk in Amsterdam. Hij krijgt de opdracht echter niet. Op 3 februari 1853
schrijft hij dit aan E. Meyering, dit is tevens de laatste brief aan dit
bedrijf.
Tot circa 1970
bevond zich een schouw te Gildehuis (Bernhard Bardenhorst, Am Nordhang 6), die
betegeld was met tegels die vermoedelijk in 1852-1853 uit de voorraad door
Willem van Traa zijn geleverd.
Afb. 6. Schouw met kruisroosjes en tegels met een cartouchedecor, Rotterdam, ca.
1852. (tot 1970 in een pand te Gildehaus)
Afb. 7. Detail van
de schouw van afb. 6.
Het middengedeelte
van de haardstede was betegeld met ornamenttegels: Kruisroosjes, omlijst door
cartouchetegels. Dit tegeltype werd in de 18de eeuw geproduceerd bij
Aalmis-Verwijk, echter dan met een kwartrozet in verschillende uitvoeringen.7
Die van Gildehaus (ca. 1852) hebben echter een ossenkop. Dezelfde ossenkop is
ook te vinden bij landschappen en bijbelse voorstellingen (vgl. afb. 18-23).
Bijbeltegels met een ossenkop werden aangetroffen in een in 1822 gebouwde
boerderij in Billerbeck. Ook deze zullen via de Vecht uit Rotterdam zijn
aangevoerd. De tegels van deze schouw zullen uit de tegelbakkerij van Verwijk
afkomstig zijn, behalve de twee tableaus die in Amsterdam zijn vervaardigd: de
Opstanding en de Hemelvaart (vgl. afb. 1729, 1768 in Pluis, Bijbeltegels).
Op de tegels met
een cartouche is een bloemvaas geschilderd of een figuur in actieve houding. Het
dansende mannetje komt ook voor in het Modellenboek voor tegels van de
tegelbakkerij van Aalmis-Verwijk (afb. 13). Enkele decors van de tegels uit
Gildehuis zijn niet bekend in de 18de-eeuwse serie, zoals Romeinse
figuren.
Van de tegels van de haard in Gildehaus is naderhand een veld van 16 tegels
samengesteld.
Afb. 10. 16 tegels
van de schouw van afb. 6. (Gebr. Kramer, Amsterdam)
Het cartouchedecor
is niet gevonden in de Orderboeken. De kruisroosjes zijn wel vermeld. In de
inventarissen staan die op de lijst voor ƒ 0,30 per honderd.
Afb. 11. Cartouchedecor met een dansend mannetje, Rotterdam, ca. 1760.
Schildpadtegels en
Gevlamde tegels
Een ander
opmerkelijk contact van Willem van Traa met een collega was dat met de
tegelbakker Sybrand Tjallingii in Harlingen.8
De
handelscontacten betroffen vooral Schildpadtegels en Gevlamde tegels.
Afb.
14. Schildpadtegel (uit de collectie van Royal Scottish Museum in Edinburgh).
Afb.
15. Gevlamde tegel.
Schildpadtegels 9
worden gemaakt door gevormde tegels in leerharde toestand te voorzien van een
laag witbakkende engobe en daarop mangaan- en/of ijzerhoudende druppels engobe
of verf te spatten. De druppels werden vroeger met een speciaal, lang penseel
aangebracht, door deze langs de onderarm te leggen; het einde van het penseel
werd van de arm weggetrokken en dan los gelaten waardoor deze tegen de arm
stuitte en de druppels uit het penseel spatten (afb. 16).
Bij
gevlamde wordt daarna met een kam de engobelaag door elkaar gekamd. Na drogen en
vlak rollen worden de tegels gedroogd en voor de eerste keer gebakken.
De biscuittegels krijgen een laag (doorzichtig) loodglazuur en worden vervolgens
gladgebakken. Ze worden ook kwaarttegels (kwaartsteen) genoemd.
Afb.
16. Groepsfoto van het personeel van de Gleibakkerij Tjallingii, Harlingen, ca.
1895. In rood kader de schildpadmaker. (Gemeentemuseum Het Hannemahuis,
Harlingen)
In
Rotterdam zijn in grote hoeveelheden schildpadtegels gemaakt, in Friesland
daarentegen heel weinig. Bij Tichelaar in Makkum wordt in de ovenboeken tot 1794
slechts drie keer melding gemaakt van schildpadtegels (1781, 1784 en 1787) met
een totaal van slechts 543 stuks. Bij Kingma te Makkum werden tussen 1785 en
1800 3.738 schildpadtegels verkocht, voor meer dan de helft naar het westen van
het land.
In Rotterdam en Utrecht daarentegen werden wel veel schildpadtegels vervaardigd.
Daar was vraag naar vanwege de wijze van betegelen in het afzetgebied van de
afnemers. In dat gebied was in de huizen de roetbaan achter de haard meestal met
schildpadtegels of gevlamde tegels bekleed.
De tegel- en aardewerkfabrikant Tjallingii te Harlingen had blijkbaar in het
midden van de 19de eeuw klanten voor dit type tegel. In het Grootboek (243) van
Willem van Traa blijkt dat Tjallingii deze in Rotterdam kocht. Tussen 11 juli
1843 en 14 maart 1848 staan daarin 13.000 Schilpad en Gevlamde tegels voor
Tjallingii genoteerd.
Tichelaar kocht slechts twee keer deze tegels van Van Traa, in totaal van 2000
stuks (1848, 1851).
Toen Tjallingii vernam dat Van Traa in 1852 met de productie gestopt was, nam
hij contact op met Van Traa, die daarop liet weten dat hij nog wel voor een jaar
voorraad had (11 sept. 1852). Willem van Traa liet Tjallingii weten, dat hij
16.000 biscuittegels kon overnemen en dat hij graag blauwe en paarse
landschappen daarvoor terug had. Uiteindelijk worden deze door Tjallingii wit
geglazuurd en teruggestuurd naar Van Traa.
Intussen verkoopt Willem van Traa uit de nog aanwezige voorraad en heeft nog
steeds vraag naar schildpadtegels en is er door heen. Nu vraagt hij Tjallingii
of hij die kon leveren. Bij Tjallingii waren deze niet in productie, dus moet
hij eerst weten hoe schildpadtegels gemaakt worden. Tjallingii neemt daarop
contact op met een oud-werknemer van Van Traa, Gillis Smal.10
Deze had reeds tien jaar als maker van ‘kwaartsteen’ ervaring bij Van Traa
en werkte na 1852 bij F.J. Kleyn (voormalig procuratiehouder van Van Traa) te
Delfshaven.
Tjallingii
beschrijft dat contact in zijn ‘Aantekeningen’11:
Daar gaarne de manier wenschte te weten om schilpadden te maken schreef ik aan
G. Smal te Rotterdam (1852) en kreeg als antwoord:
Zoodra de steentjes gereed zijn om gerold te worden, maakt men te voren een kom
met pannebakkers kleij welke na tot op de dikte dat het nog dikker is als het
gewoone wit en doopt daar dan het steentje in dan heeft men nog in gereedheid
een kom met gemalen krijt en pijpaarde 5 ponden krijt en 6 ponden pijpaarde
zeeft deze en brengt dezelve op de dikte van het gewoone wit en een kom met 9
kommen van de pannebakkers klei waar dezelve een t in gedoopt zijn en doet daar
(één of drie na knakkel der bruinsteen) een kom bruinsteen in dan neemt men
twee kannewassers een voor de kom met krijt en een voor het bruin maakt daarmede
eerst het wit daarop met groote droppels en dan met de andere het paars dit
alles echter zeer spoedig dat het goed door elkander loopt, zoo dezelve dan
droog genoeg zijn om gerold te worden, worden dezelve vervolgens gebakken,
daarna neemt men kwaad [kwaart] waarmede dezelve gegeven worden even als men het
wit op de steentjes doet.
dit kwaad moet gemaakt worden van
60 oude ∞ mastikot
75 oude ∞ goudgelit
25 oude ∞ zout
10 oude ∞ potas
en dit in kommen in de oven gebakken. Om de gevlamde steentjes te maken neemt
men dezelve ingredienten als voor de schilpadden maar de verf veel dikker en wel
zoo dik dat als men er in blaast er een kuiltje in komt.
dan neemt men het steentje doet daar met bal van de hand een kuiltje of holte in
ter grootte van een gulden dan neemt men een pollepel en giet daar mede de
pannebakkers klei er over en verspreidt deze er dan over ter grootte van een
drie gulden in de midden, dan het paars en maar een weinig wit, middelmatig
paars. Om effen bruine steentjes te maken neemt men 6 nappen wit en 1 bruin
steen beide gemalen op behoorlijke dikte.
Om rood te maken neemt men eenige zonder bij voeging
van het een of ander 4 à 5 maal in kommen in de oven bakken, en dan in de molen
gemalen, dit geeft zeer goed rood in 1853.
Rotterdam
den 2 May 1852
Mijn Heer.
Het spijt mijn dat Uwe mijn opgaaf niet goed heeft begrepen en dat verkeerd
gewerkt. Ik heb Uwe geschreeven den grond van den zaak dien ik wel weet. Want ik
heb dat al tien jaar gedaan.
Dus ik weet wel wat en op deeze Nieuwe Wenkel gaat alles op mijn af.
l paars
9 rood
en het begin
is het geheele teegeltje over met enkel rood zoo als mijn dat geeft met Wet
van
6 pond pijpaarde
5 pond krijt door malkander van l pot paars
9 pot rood door malkander.
Schrijft mij dan spoedig wat ik dan zal bekendmaken.
Blijven met alle agting U dienaar,
G. Smal
Adris Nadorstlaan
Wijk 15.N.92.’
Schildpadtegels
en
gevlamde
tegels werden vaak in een baan van 13 x 7 tegels achter het haardvuur
aangebracht. Op de donkere tegels viel de roetaanslag niet zo direct op.
J. van Dalen schrijft in zijn publicatie De
Bouwkunstenaar uit 1806, p. 89 12: 'Schildpadtegeltjes zijn met bruin, wit
en ligt roodgevlamd. Deeze worden veel in de schoorsteenen gebruikt, om dat men
er den rook niet gemaklijk op zien kan en zeer zindlijk staan.'
Productieverhouding schildpadtegels – gevlamde tegels
Hier
worden de aantallen bij Van Traa verkochte witte tegels, schildpadtegels en
gevlamde tegels van de jaren 1848 en 1849 vermeld:
|
1848 |
1849 |
Witte
(in vijf kwaliteitsgroepen |
142711 |
166241 |
Witte,
Afgesneden |
500 |
250 |
Witte 7 dm |
52 |
87 |
Witte 6 dm |
970 |
1184 |
Schildpadtegels |
21681 |
26280 |
Schildpad,
Afgesneden |
460 |
- |
Gevlamde
tegels |
2681 |
2265 |
We
kunnen hieruit opmaken dat het aantal schildpadtegels 10 keer zo groot is als de
gevlamde tegels. Deze twee groepen samen zijn weer een zesde deel van de witte
tegels.
In Zuid-Holland, Zeeland en België (Vlaanderen) treft men soms schouwen aan
waarbij schildpadtegels en witte tegels zijn versneden, diagonaal of in een
andere vorm. Daarmee werden bijv. zigzagbanden, stervormen of andere patronen
gemaakt. Deze tegels - afgesneden witte
en afgesneden schildpad – werden al in de tegelbakkerij voorbewerkt.
Een voorbeeld van afgesneden witte tegels en schildpadtegels wordt getoond in
afb. 17.
Afb.
17. Gedeelte van een schoorsteenboezem in een Vlaamse boerderij met
schildpadtegels die diagonaal gezet zijn. Met de afgesneden witte en afgesneden
schildpadtegels zijn patronen gevormd; paars; Rotterdam; 1740-1760.
De
prijzen
De
prijs per tegel kan worden opgemaakt uit de inventarissen, daarin staan de
prijzen per 100 tegels op de lijst. De witte tegels zijn er in vijf
kwaliteitsklassen, nr. 1 kosten ƒ 0,25 cent per honderd, nr. 5 ƒ 0,12 cent per
honderd. De schildpadtegels en de gevlamde tegels kosten per honderd ƒ 0,20.
Bijbeltegels
Bij Verwijk was de
tegelproductie een voortzetting van de tegels en tableaus die ook al bij Aalmis
vervaardigd werden. Willem van Traa lijkt een nieuw begin gemaakt te hebben met
voor een deel andere decors.
Hier
worden een drietal voorbeelden gegeven van bijbeltegels uit de periode Verwijk
uit boerderijen waarvan het bouwjaar bekend is. De schilder zal Hendrik Dekker zijn geweest. Dit type tegel was
ook al in productie ten tijde van Jan Aalmis.
Afb. 19. O 099 –
Het manna uit de hemel. Beide tegels uit een in 1816 gebouwde boerderij te
‘s-Gravenpolder.
Afb. 20. O 040 –
Abraham en Isaak.
Afb. 21. N 160 -
De discipelen halen de ezelin. Beide tegels in een schouw met het jaartal 1822
te Billerbeck.
Afb. 22. N 172 -
Jezus’ gebed in Getsemane.
Afb. 23. N 246 –
Paulus en Silas in de gevangenis. Beide tegels in een in 1828 gebouwde boerderij
te Langerak.
Afb. 24. Smuiger,
Rotterdam, ca. 1845. Schilder: Hendrik Dekker. (Nederlands Tegelmuseum, Otterlo)
Na de koop van het
bedrijf van Verwijk in 1843 door Willem van Traa wordt een nieuwe serie
bijbeltegels opgezet (die bij het vertrek van Frederik Jacobus Kleijn in 1851
verder worden gebruikt in de nieuw opgerichte tegelbakkerij ‘Piet Hein’ in
Delfshaven). Hendrik Dekker blijft ook de schilder van de nieuwe serie.
De grootste
betegeling met de nieuwe tegelserie van Willem van Traa betreft een afgebroken
smuiger uit Wormer (Zandweg 4) die in 1965 opgebouwd is in het Nederlands
Tegelmuseum te Otterlo.
De tegels van deze
smuiger zijn geschilderd door Hendrik Dekker (1776-1853), die ook al
tegelschilder was in de tijd van Verwijk. Hoynk van Papendrecht verstrekt de
volgende gegevens:
Het genoemde
doopbordje is van belang voor zijn handschrift. Dit wordt afgebeeld en
beschreven door Dr. E. Wiersum: ‘Een zeldzaam doopbordje’, in Oude
Kunst 1920, p. 26.
Afb. 25. De
handtekening van Hendrik Dekker.
De handtekening
van Hendrik Dekker staat op een akte van 23 december 1811.
Afb. 26.
Doopbordje, Verwijk, Rotterdam, 1803. Schilder: Hendrik Dekker. (Historisch
Museum Rotterdam, inv.nr. 2425)
Het doopbordje,
geschilderd in twee tinten paars, meet 186 x 179 x 15 mm.
Dit handschrift is
ook te herkennen op enkele tegels met een rebus.
Afb. 27.
Rebustegel, 182 x 130 mm. (foto ontvangen in 1973 van Nystadt Antquairs Lochem,
Amsterdam)
|
|
Uit: Hobby, januari 1949, p. 74. Rechts: de tekst zoals die gelezen kan
worden.
Beide rebustegels
tonen hetzelfde handschrift en decoratie als het doopbordje.
Wordt nu het
handschrift vergeleken met bijbeltegels met tekst, dan is de overeenkomst
opvallend.
Afb. 29. N 254
Langerak 1828
Afb. 30. Hendrik
Dekker rebustegel Nystadt detail
Afb. 31. O 309
Afb. 32. Hendrik
Dekker doopbordje
Afb. 33. N 174 –
David en Goliat, paars, Verwijk, Rotterdam, ca. 1828 (bouwjaar van de boerderij
te Langerak). Schilder: Hendrik Dekker.
Afb. 34. N 013 –
Aanbidding van de herders, Van Traa, Rotterdam, ca. 1843. Schilder: Hendrik
Dekker.
Afb. 35. N 107 –
De verloren zoon als varkenshoeder, Van Traa, Rotterdam, ca. 1843 Schilder:
Hendrik Dekker. (Nederlands Tegelmuseum, Otterlo)
Afb. 36. N 236 –
Een engel verschijnt aan Cornelius, Van Traa, Rotterdam, ca. 1843 Schilder:
Hendrik Dekker. (Nederlands Tegelmuseum, Otterlo)
De tegel van afb.
34 is een overgangsvoorbeeld van de oude naar de nieuwe serie van Hendrik
Dekker. Het ossenkophoekmotief is nog net zo als van de tegels die er aan
voorafgaan. De voorstelling en het tekstveld ondergingen een verandering. De
delen van de tekst worden niet meer gescheiden door twee liggende streepjes maar
hebben plaats gemaakt voor een of meer stipjes (vgl. afb. 29, 31). De
schrijfwijze is niet gewijzigd.
Bij de tegels van
de smuiger verandert de hoek: de horens van de ossenkoppen zijn nu iets meer
gebogen. Wordt de schilderstijl vergeleken, dan is die in feite zo gebleven, zie
de haarweergave en de gezichten van de personen.
In 1852 is de
productie bij Van Traa stilgelegd. De boekhouder Frederik Jacobus Kleijn was in
1851 al naar Delfshaven vertrokken en stichtte daar de tegelfabriek ‘Piet
Hein’. Hendrik Dekker ging met hem mee en nam ook de sponsen van de
bijbeltegels mee. Daar schilderde Hendrik Dekker in 1853 op 77-jarige leeftijd
zijn laatste tegel.
Afb. 37.
Gelegenheidstegel, ‘Laatste werk van Hendrik Dekker oud 77 jaar. Schilder in
de Tegelbakkerij Piet Hein te Delfshaven’.
Als deze tegel
wordt vergeleken met het doopbordje en de rebustegels, dan is het overduidelijk
deze producten allemaal van de hand van Hendrik Dekker zijn.
Delfshaven
Afb. 38.
Gelegenheidstegel, ‘F.J. Kleyn Tegelbakkerij Piet Hein te Delfshaven’.
(Royal Scottish Museum, Edinburgh)
Op de
tegelbakkerij ‘Piet Hein’ worden door de opvolger(s) van Hendrik Dekker
dezelfde sponsen gebruikt (afb. 39, 40). Hier wordt een voorbeeld gegeven van eenzelfde
voorstelling, de linker tegel is van Hendrik Dekker en de rechter van zijn
opvolger, die niet bij name bekend is.
De schilderwijze
van de tegel van afb. 40 is spichtiger dan die van Hendrik Dekker en de ossenkop
is geheel anders met twee dwarsstreepjes.
Afb. 39. O 309 -
Judit met het hoofd van Holofernes, 131 x 131 x 7 mm, Van Traa / Delfshaven, ca.
1850. Schilder: Hendrik Dekker.
Afb. 40. O 309 -
Judit met het hoofd van Holofernes, 129 x 129 x 7 mm, Delfshaven, ca. 1860.
Afb. 41. O 103
Mozes ontvangt de stenen tafelen, Johannes van der Wolk, Rotterdam, ca. 1820.
Afb. 42. Mozes
ontvangt de stenen tafelen, Delfshaven, ca. 1860.
Nadat het bedrijf
van Johannes van der Wolk in 1842 was gesloten, is vermoedelijk een schilder van
die tegelbakkerij bij Frederik Jacobus Kleijn in dienst gekomen. De afb. 41 (O
103) toont een tegel van Johannes van der Wolk, afb. 42 is een tegel van
Delfshaven. De hoeken zijn aangepast aan die van Delfshaven, echter het
roosterwerk rechts onder heeft hij wel gehandhaafd, evenals de opzet van de
tegel van Johannes van der Wolk.
Landschappen
De decors en de
uitvoering van de landschapstegels waren jarenlang ongeveer dezelfde. Hier
worden een paar voorbeelden gegeven van landschappen uit de periode van Verwijk.
Afb. 43 toont landschappen in cirkel en achtkante landschappen in het lof. Het
bouwjaar van de boerderij is 1813.
Afb. 43. Detail
van een tegelwand met Landschappen in het rond en Landschappen in het achtkant
met lof, Rotterdam, Verwijk, 1813. (boerderij in ’s-Heerenhoek, Prov. Zeeland)
Van twintig jaar
later is de betegeling in een boerderij te Lamswaarde (Zeeland), bouwjaar: 1834
met landschappen op land en een tableau van Maria van Kevelaar en een
kruisiging. Op de vlag van de ene tegel van afb. 45 staat een W van koning
Willem I. Opvallend is bij de landschappen aan de linker zijde de vegetatie met
een uitstekend baken voor de scheepvaart.
Afb. 44. Onze
Lieve Vrouw (Maria van Kevelaar) en een kruisiging in een boerderij te
Lamswaarde, 1834.
Afb. 45. Acht
landschappen op land, in een boerderij te Lamswaarde, bouwjaar 1834, Verwijk,
Rotterdam, ca. 1835. De voorstelling links boven is hetzelfde decor als in het
Modellenboek van Verwijk.
Hetzelfde decor
als van de tegel links boven van afb. 45 wordt hier afgebeeld met daarnaast het
ontwerp in het Modellenboek (afb. 46, 47). Opvallend is de golvende begrenzing
van de ondergrond, die naderhand als een doorgaande lijn bij de landschappen van
Van Traa er bolvormig uitziet en meer weg heeft van een luchtkussen (vergelijk
afb. 50).
Afb. 46. Landschap
op land, Verwijk, Rotterdam, ca. 1840.
Afb. 47 Landschap
op land in het Modellenboek van Aalmis-Verwijk, Rotterdam, ca. 1830.
Na de overname van
de tegelbakkerij van Verwijk door Willem van Traa in 1843 wordt, net als bij de
bijbeltegels, een nieuwe serie landschappen ontworpen. Het vroegste voorbeeld
daarvan is te vinden in een boerderij te Zeveneken (België) met het bouwjaar
1845. De schouw bestaat uit twee velden van ieder 89 tegels. De witte tegels in
de boezem zijn verspringend gezet, een zetting die in die tijd meer voorkwam. In
de boezem bevindt zich een tableau met de kruisiging, hetzelfde type als in
Lamswaarde. De landschappen zijn tamelijk grof geschilderd met bij de
boerderijen recht omhoog zigzaggende rook. Kenmerkend is de op een luchtkussen
gelijkende ondergrond. Dit type landschap komt zowel in paars als in blauw voor.
Afb. 48. Schouw in
Zeveneken (België) met landschappen en een kruisigingstableau, Van Traa,
Rotterdam, 1845. (Bouwjaar 1845)
Afb. 49.
Kruisiging, detail van de schouw van afb. 48.
Afb. 50. Schouw in
Zeveneken (België) met 15 landschappen, Van Traa, Rotterdam, 1845. (Bouwjaar
1845)
Afb. 51. Drie
landschappen, Rotterdam, Van Traa, ca. 1845 (in een boerderij in
Vijfherenlanden).
Afb. 52. Landschap
met een boerderij met een groot toegangshek en een duiventil. Links met golvende
ondergrond, rechts bolvormige ondergrond, Van Traa, Rotterdam, ca. 1845.
Afb. 54. Veld van
twaalf landschappen in cirkel met een weinig voorkomende ondergrond, blauw,
Tableaus
Er kan een beperkt
aantal tableaus aan Willem van Traa worden toegeschreven.
Doordat Hendrik
Dekker zowel bij Van Traa als bij Frederik Jacobus Kleijn werkte bestaat de
kans, dat een tableau zowel bij de ene als de andere tegelbakkerij kan zijn
vervaardigd.
De nummering kan
een aanwijzing zijn. Bij Verwijk – Van Traa werd nog, voor zover na te gaan,
de gebruikelijke nummering aangehouden: rechts boven een letter, rechts onder
het getal van rangorde van de tegel. (Zie de huzaar, afb. 55b)
Afb. 55a,b.
Huzaar, 3 x 2 tegels, Verwijk, Rotterdam, ca. 1830. Gekroonde W = Koning Willem
I.
Een van de eerste
tableaus die in 1843 bij Van Traa werd geschilderd betreft een buitenplaats van
de hand van Hendrik Dekker en stelt een buitenplaats aan de Hogezeedijk te
Kralingen voor met het jaartal 1843. Een ander tableau uit de beginperiode van
Van Traa is het interieur van een kruidenierswinkel.
Afb. 56. Tableau
met een buitenplaats aan de Hogezeedijk te Kralingen; op de brug de vermelding: Anno
1843 Rust Wat, 4 x 5 tegels, Van Traa, Rotterdam, 1843; schilder: Hendrik
Dekker. (Historisch Museum Rotterdam, inv.nr. 5474)
Afb. 57. Interieur
van een kruidenierswinkel, paars met geel, 6 x 8 tegels. Opschrift op de
laden:“an. Zaat [anijszaad], stijfzel, nagel, caneel, lakmoes, blauwsel“,
boven de deur in spiegelbeeld “kruideniers / waren“. (Historisch Museum
Rotterdam, inv.nr. 5001)
Een aantal
tableaus uit de periode na 1843 is omlijst met een brede bies, die kunnen zowel
bij Willem van Traa als bij Frederik Jacobus Kleijn zijn vervaardigd. Kenmerkend
bij een aantal tableaus is de nogal grof schuin gestreepte boomstam zoals te
zien is op de afb. 58-60.
Afb. 59. Tableau
met een Italiaans aandoend landschap, 2 x 3 tegels, Van Traa / Delfshaven.
(Couvenmuseum, Aken)
Afb. 60a.
Landschap met diverse beeldelementen: een ruituig, een bootje, ploegende boer,
paars, Van Traa / Delfshaven, ca. 1850.
Afb. 60b.
Achterkant met tableaunummering van afb. 60a.
Tegels en tableaus
van Delfshaven
Doordat een deel
van het personeel met medeneming van de sponsen in 1851 van het bedrijf van
Willem van Traa naar de nieuw opgerichte tegelbakkerij te Delfshaven verhuisde
is het niet eenvoudig om de tegels en tableaus toe te schrijven. Dezelfde
voorstellingen worden naderhand in beide producties aangetroffen.
Herbert van den
Berge documenteerde een betegeling van een boerderij in Zouteveen met het
bouwjaar 1862, daarvan kan worden aangenomen dat die tegels in Delfshaven zijn
gemaakt (afb. 61) Kenmerkend is de
trapeziumvormige ondergrond met gebouwen met zeer spits toelopende gevels.
Afb. 61.
Landschap, Delfshaven, ca. 1860 (in een in 1862 gebouwde boerderij te Zouteveen)
Afb. 62.
Landschap, Delfshaven, ca. 1860. (Nederlands Tegelmuseum, Otterlo; 05830)
Peter Sprangers
fotografeerde in Harmelen een schouw met landschappen en twee tableaus, het ene
met een melkende boerin, het andere met een boer met paard (afb. 65).
De landschappen
vertonen ongeveer dezelfde voorstellingen als die van Willem van Traa. De
entourage en het grondje zijn echter anders (vergelijk afb. 63 en 64).
Afb. 63. Boerderij
met toegangshek, Willem van Traa, Rotterdam, ca. 1845.
Afb. 64. Boerderij
met toegangshek, Frederik Jacobus Klein, Delfshaven, ca. 1855.
Een kenmerk van de
tableaus die aan Delfshaven worden toegeschreven is de vrij schematische
schildering. De nummering achterop de tableaus staat boven aan of in het midden
met een schrijfletter en een getal naast elkaar. De omlijsting van de tableaus
bestaat uit een brede paarse lijst. De tableaus zijn of in paars of in een
veelkleurige uitvoering geschilderd.
Hier worden
verschillende tableaus afgebeeld die in deze publicatie aan Delfshaven worden
toegeschreven.
Afb. 68a. Melkende
boerin, 2 x 3 tegels, veelkleurig, Delfshaven, ca. 1850-1860.
Afb. 68b. De
tableaunummering bestaat uit een schrijfletter met daarnaast de rangorde van de
tegel.
Afb. 69a. Melkende
boerin, 2 x 3 tegels, paars, Delfshaven, ca. 1850-1860.
Afb. 71.
Landschap, 3 x 4 tegels, Van Traa / Delfshaven, ca. 1850.
Bijbeltableaus
Tegelbakkerij
Schiedamsedijk Willem van Traa, Rotterdam
Tegelbakkerij Piet
Hein, Delfshaven
Afb. 73. N 077 –
De gelijkenis van de splinter en de balk, paars, Van Traa, Rotterdam, ca. 1850.
Schilder: Hendrik Dekker.
Het tableau met de
gelijkenis van de splinter en de balk lijkt met een spons van Johannes van der
Wolk te zijn gemaakt (vergelijk www.tegels-uit-rotterdam.com/wolk.html
afb. 86). De opzet van de omlijsting is bij Johannes van der Wolk niet
aangetroffen, maar is wel bekend van de tegelbakkerij van Willem van Traa.
Fotomontage Peter
Sprangers.
Afb. 75. De
Kruisiging van Crhistus, 4 x 3 tegels, Willem van Traa, Rotterdam, ca. 1845.
Schilder: Hendrik Dekker. (Sotheby’s Amsterdam , 21 okt. 1999, cat. nr. 18).
Afb. 76. De
Hemelvaart van Crhistus, 4 x 3 tegels, Willem van Traa, Rotterdam, ca.
1845. Schilder: Hendrik Dekker.
Afb. 77. O 155
Ruth en Boaz, 7 x 5 tegels, Willem van Traa, Rotterdam, ca. 1845. Schilder: Hendrik
Dekker. (Gebr. Kramer, Amsterdam)
Het grootst
bekende tableau met een bijbelse voorstelling van Willem van Traa betreft de
geschiedenis van Ruth en Boaz en meet 7 x 5 tegels. De bijbelplaats is op een
stenen plaat aangebracht (vgl. afb. 84). Deze wijze komt ook op oudere tableaus
van Verwijk voor. Hier is door Hendrik Dekker het karakteristieke takje
geschilderd. De boomstam is schuin grof gestreept (vgl. de landschappen,
Italiaans aandoend landschap, afb. 58-60). De ovale vlakke gezichten zijn
opvallend.
Tegelbakkerij ‘Piet Hein’, Delfshaven
In een boerderij
te Zoeterwoude bevond zich tot ca. 1990 een schouw met drie bijbeltableaus en
een aantal bijbeltegels. De tableaus vertonen veel overeenkomst met die van in boerderijen
te Ruinerwold en zouden omstreeks 1852 door Hendrik Dekker in Delfshaven
geschilderd kunnen zijn (vgl. Opstanding, afb. 79). Dezelfde schilderstijl en
het opschrift zijn identiek aan die van Zoeterwoude. De bijbeltegels zijn van
een andere hand.
Afb. 79. De
Opstanding, 4 x 3 tegels, Delfshaven, ca. 1852. Detail van de schouw in
Zoeterwoude.
Afb. 80. N 214 -
De Hemelvaart, 4 x 3 tegels, Delfshaven, ca. 1852. Detail van de schouw in
Zoeterwoude.
Afb. 81. Twee
bijbeltegels (N 013 – De aanbidding van de herders; O 116 – De koperen
slang) in de schouw in Zoeterwoude, Delfshaven, ca. 1852.
Afb. 82. N 203 -
De Opstanding, 4 x 3 tegels, Van Traa / Delfshaven, ca. 1850-1860.
(in een boerderij te Ruinerwold)
Afb. 83. N 196 -
De Kruisiging, 4 x 3 tegels, Van Traa / Delfshaven, ca. 1850-1860. (in een
boerderij te Ruinerwold)
Afb. 84. N 196 - De
Kruissiging met Maria en Johannes, 4 x 3 tegels, Van Traa / Delfshaven, ca.
1850-1860. Schilder: Hendrik Dekker? (Museumboerderij De Karstenhoeve,
Ruinerwold)
Aanvullende
informatie zal gepubliceerd worden in deel 3:
Die letzten Rotterdamer Fliesenmanufakturen 3
Piet Hein, Delfshaven (Frederik Jacobus Kleijn)
Wilhelm
Joliet
Noten
1 www.tegels-uit-rotterdam.com/de_bloempot_deutsch.html
2 Ingrid Jager,
Nora Schadee (red.), Tegels uit Rotterdam
1609-1866, Rotterdam, Zaltbommel 2009.
3 Zie: E. Wiersum,
‘Het Archief van de firma Van Traa, Steenhouwerij en Tegelbakkerij te
Rotterdam’, in: Verslag Gemeentearchief
Rotterdam 1904, Bijlage II.
4 Zie voor een
gealfabetiseerde lijst van onderwerpen: Jan Pluis, De Nederlandse Tegel.
Leiden 2013, p. 639, 640.
5
Johan Kamermans, ‘De productie van de laatste Rotterdamse tegelfabriek’, in:
Tegels uit Rotterdam 1609-1866,
Rotterdam 2009, p. 204-220.
6 Wim
van de Loo, Jaap Rohof en Jan Pluis ‘De Twee Laurierbomen’.
De laatste Amsterdamse tegelbakkerij (1808-ca. 1854), in: Tegel
31, 2003, p. 30-40.
7 Jan
Pluis, De Nederlandse Tegel, Decors en
benamingen / The Dutch Tile, Designs and Names 1570-1930, Leiden 2013, p.
438.
8
Arend Jan Gierveld, Jan Pluis, Fries
Aardewerk Harlingen Bedrijfsgeschiedenis 1600-1933 & Producten tot 1720,
Leiden 2005, p. 218, 219.
9 In
de archieven van Willem van Traa en Tichelaar wordt steeds gesproken van
schilpadtegels.
10
Gillis Smael (Smal), geboren op 15 december 1811 te Harlingen (Johan Kamermans,
p. 215).
11 Diverse
Aantekeningen van verschillende plaats gehad hebbende verkeerde leidingen in 't
vuur der oven in de Gleijbakkerij, daaruit ontstaande bijsondere schadelijke
gevolgen, en aangevende middels tot redres. [1725-1884] (Gemeentemuseum Het
Hannemahuis, Harlingen. Dit geschrift is echter op dit moment zoek.)
12
Dalen, J. (L.) van, De Bouwkunstenaar.
Deel 23 van: Volledige Beschrijving van
alle Konsten, Ambachten, Handwerken, Fabrieken, Trafieken, derzelver werkhuizen,
gereedschappen, enz. Dordrecht 1806.
Inz. ‘Verhandeling over de Pannen- en Tegelbakkerijen, de fijne en beste
tegelen te Holland en Utrecht’ p. 73 e.v.
13 Jan
Pluis, Bijbeltegels. Bijbelse
voorstellingen op Nederlandse wandtegels van 17e tot de 20e eeuw. Bibelfliesen.
Biblische Darstellungen auf niederländischen Wandfliesen vom 17. Bis zum 20.
Jahrhundert. Münster 1994.
Literatuur
Dalen, J. (L.)
van, De Bouwkunstenaar. Deel 23 van: Volledige
Beschrijving van alle Konsten, Ambachten, Handwerken, Fabrieken, Trafieken,
derzelver werkhuizen, gereedschappen, enz. Dordrecht
1806.
Arend
Jan Gierveld, Jan Pluis, Fries Aardewerk
Harlingen Bedrijfsgeschiedenis 1600-1933 & Producten tot 1720, Leiden
2005, p. 218, 219.
Ingrid de Jager,
Nora Schadee (red.), Tegels uit Rotterdam
1609-1866, Rotterdam 2009.
Johan
Kamermans, ‘De productie van de laatste Rotterdamse tegelfabriek’, in: Tegels
uit Rotterdam 1609-1866, Rotterdam 2009, p.204-220.
A.
Hoynk van Papendrecht, De Rotterdamsche
Plateel- en Tegelbakkers en hun product, 1590-1851. Rotterdam 1920.
Jan Pluis, De
Nederlandse Tegel. Leiden 2013.
Peter Sprangers, Utrechtse
tegels 1600-1900, Utrecht 2013.
E. Wiersum, ‘Het
Archief van de firma Van Traa, Steenhouwerij en Tegelbakkerij te Rotterdam’,
in: Verslag Gemeentearchief Rotterdam 1904,
Bijlage II.
E. Wiersum: ‘Een
zeldzaam doopbordje’, in Oude Kunst
1920.
Foto’s
Horst Arians,
Remels 42. Tabel O 070, O 103, O 175
Herbert van den
Berge, Zuidbroek 49, 51, 61.
E.N. van Gelder,
Boxtel Tabel O 286, O 289, N 073, N 253
Gemeentemuseum Het
Hannemahuis, Harlingen 11
Gemeentearchief,
Rotterdam 2, 13, 47
Wolfgang Jessel,
Reinfeld Tabel O 157, O 286, N 203, N 228,
HMR (Historisch
Museum Rotterdam) 1, 13, 26, 47, 56, 57
Hans van Lemmen,
Leeds 14, 38
Peter Sprangers,
Utrecht 64, 65, 66, 67, 74. Tabel O 052, O 116, N 021, N 028, N 197, N 202
Hans Tamerus,
Boskoop Tabel O 041, O 149, O 179, N 005, N 104, N 227, N 236, N 237
Nederlands
Tegelmuseum, Otterlo 24, 62
Joop van der Werf,
Kornwerderzand 53
Eckhard Woide,
Neuenhaus 6, 7, 8
Overige: Jan Pluis
of onbekend.
Tot
slot
Deze
publicatie is tot stand gekomen met medewerking van verschillende personen.
Peter Sprangers, Utrecht, deed mij gedurende de voorbereiding een aantal
foto’s van tableaus van de tegelbakkerij Willem van Traa / Delfshaven
toekomen.
Herbert van den Berge, Zuidbroek en Prosper de Jong, Leiden, stelden mij een
aantal foto’s voor deze publicatie ter beschikking. Verder waren Klaas Regts in
Franeker en Peter Merten in Herborn - Schönbach mij behulpzaam foto’s en tegels
ter hand te stellen.
Deze
en alle hier niet genoemde personen en medewerkers van musea dank ik voor hun
hulp.
Norbert
Joliet dank ik voor het voorbereiden en plaatsen op internet van deze
publicatie.
Jan
Pluis.
De laatste
tegelbakkerijen in Rotterdam 1
Tegelbakkerij Het
Wapen van Dantzich, Hoogstraat, Rotterdam
Jan Pluis
www.tegels-uit-rotterdam.com/wolk.html
Die letzten
Rotterdamer Fliesenmanufakturen 1
Fliesenmanufaktur Het
Wapen van Dantzich, Hoogstraat, Rotterdam
Jan Pluis /
Wilhelm Joliet
www.tegels-uit-rotterdam.com/wolk_d.html