HOME www.tegels-uit-rotterdam.com
WISSELWERKING VAN SPONSEN EN DECORS
HARLINGEN – ROTTERDAM
WAPENHANDELINGHE VAN ROERS, MUSQUETTEN ENDE SPIESSEN
Decors op tegels kunnen ontworpen zijn door de belangrijkste schilder binnen een bedrijf, maar konden ook van elders komen. Tegelschilders waren in het algemeen honkvast, maar een aantal van hen ging om uiteenlopende redenen werken op een ander bedrijf en nam dan dikwijls decors in de vorm van sponsen mee naar het nieuwe bedrijf.
Harlingen
Jan Pluis, de beste tegelexpert van Nederland, bezocht in 2005 kasteel Nöthnitz en documenteerde de tegelbekledingen. Hij schrijft de soldatentegels toe aan de werkplaats van Pieter Jacobs d'Adam in Harlingen en dateert ze rond 1650. In de kelder van deze werkplaats 'aan de Ossenmarkt' zijn als misbaksels tegels gevonden die lijken op de soldatentegels in kasteel Nöthnitz. .
Het zijn waarschijnlijk de laatste soldatentegels uit de 17e eeuw die na de Vrede van Münster, het einde van de Dertigjarige Oorlog en het einde van de Tachtigjarige Oorlog in Nederland in Harlingen zijn gemaakt.
In het archief van het Fries Museum in Leeuwarden bevinden zich 21 sponsen voor soldatentegels, die allemaal de initialen dragen van Pieter Grauda, vanaf 1687 eigenaar van de 'gleibakkerij aan de Schritsen/Raamstraat'.
Deze decors maakten geen deel meer uit van het productie-assortiment van de werkplaats, aangezien een van de sponsen was gemarkeerd met 'Een rest ouderwetse sponsen'. Jan Pluis schrijft de tegels dan ook toe aan het atelier van Pieter Jacobs d'Adam, al staan de initialen van Pieter Grauda op de sponsen in het Fries Museum. Grauda zette vaker zijn initialen op sponsen die van andere bakkerijen kwamen.
Pieter Grauda heeft deze sponsen waarschijnlijk nooit gebruikt.Rotterdam
“In 1876 schonk Frederik Jacobus Kleijn, voormalig eigenaar van de tegelbakkerij Piet Heijn in Delfshaven, een vrij grote hoeveelheid sponsen, geaquarelleerde tegelvoorbeelden, werktekeningen, grafiek en dergelijke aan het Rotterdamse Gemeentearchief. Een deel van. dit materiaal was afkomstig uit de tegelbakkerij aan de Schiedamsedijk van Van Traa die in 1853 voorgoed was gesloten en waar Kleijn van 1842 tot 1850 als bedrijfsleider had gewerkt. In 1863 bijvoorbeeld kocht Kleijn nog tekeningen bij Van Traa. Het bedrijf aan de Schiedamsedijk was omstreeks 1675 opgericht door Abraham van Lier en werd van 1690 tot 1790 geleid door verschillende leden van de familie Aalmis. Dat betekent niet dat alle onderdelen van de schenking Kleijn oorspronkelijk uit de tegelbakkerij aan de Schiedamsedijk afkomstig zijn. Een aantal tekeningen moet vroeger dan 1675 worden gedateerd en sommige aquarellen lijken eerder in de tegelbakkerij aan de Delftsevaart te zijn gemaakt dan bij Aalmis. Waarschijnlijk kochten tegelbakkers voorbeelden en sponsen op wanneer een tegelbakkerij werd gesloten.” (Stadsarchief Rotterdam)Jacques de Gheyn II (ca. 1565 - 29 maart 1629) was een Nederlandse schilder en graveur, wiens werk de overgang van het noordelijke maniërisme naar het Nederlandse realisme in de loop van zijn carrière laat zien.
De Gheyn werd geboren in Antwerpen en kreeg zijn eerste opleiding van zijn vader, Jacob de Gheyn I, een glasschilder, graveur en tekenaar. In 1585 verhuisde hij naar Haarlem, waar hij vijf jaar studeerde bij Hendrik Goltzius. Halverwege de jaren 1590 verhuisde hij weer naar Leiden.
Het werk van De Gheyn trok de aandacht van rijke sponsors, en zijn eerste opdracht was voor een gravure van het Beleg van Geertruidenberg van Maurits van Nassau, Prins van Oranje. Toen hij in 1605 naar Den Haag verhuisde, was hij vaak in dienst van de stadhouder en ontwierp hij een tuin in het Buitenhof voor prins Maurits met de twee eerste grotten van Nederland.
In 1607 creëerde de Gheyn een reeks prenten die de militieoefening illustreren. Ze werden gepubliceerd in 1607-8 in Den Haag, Nederland, onder de titel Wapenhandelinghe van Roers Musquetten ende Spiessen.
Fries Museum
LeeuwardenStadsarchief
RotterdamGravur
J. de GheijnTegel
Kasteel NöthnitzTegel
Museum Rotterdam
Roers
26---
Schudt 1
15740---
---
Schudt 18
---
Fries Museum
LeeuwardenStadsarchief
RotterdamGravur
J. de GheijnTegel
Kasteel NöthnitzTegel
Museum Rotterdam
Musquetten
35---
---
---
15753
36---
---
---
38---
Musquettier 37
---
---
1976-3233---
---
---
---
1976-3254---
---
---
1976-3255
Musquettier 28
15732
------
---
---
15721---
1976-3229---
---
17409
29---
Musquettier 9
---
---
1976-3228Musquettier 24
---
---
1976-3230Musquettier 25
---
---
---
---
Musquettier 12
---
Fries Museum
LeeuwardenStadsarchief
RotterdamGravur
J. de GheijnTegel
Kasteel NöthnitzTegel
Museum Rotterdam
Spiessen
1---
---
15750
4---
---
15734
6
1976-3227
Spiesdragher 30
5360-2
7---
---
15751---
1976-3251---
15766
9---
Spiesdragher 25
15767
12---
---
---
15698
17---
---
15737
---
1976-3234
Spiesdragher 11
15711---
1976-3237---
---
------
Spiesdragher 2---
---
---
---
Spiesdragher 24
---
---
---
Spiesdragher 4
15745---
1976-3252---
5859
16---
---
---
23---
---
5360-6---
1976-3231---
---
Fries Museum
LeeuwardenStadsarchief
RotterdamGravur
J. de GheijnTegel
Kasteel NöthnitzTegel
Museum Rotterdam
Tambour, Vaandeldragher en Piper
43
1976-3250---
15733
44---
---
---
15764---
1976-3226---
---
---
1976-3232---
---
---
---
5360-1
47
15729
Gebruik van sponsen om decors aan te brengen.
Na het ruw bakken wordt de tegel bedekt met een witbakkende tinglazuur en dan wordt de decoratie erop aangebracht.
De eerste stap in de decoratie is het plaatsen van een spons op de tegel. De spons is een blad papier ter groote van een tegel of van een tegeltableau met daarin het doorgeprikte decor. Een spons wordt eenzijdig gebruikt en is na duizend tot twee duizend keer gebruikt te zijn, versleten.
De spons wordt afgetapt met een linnen zak (beddetijk) gevuld met houtskoolpoeder. Houtskoolpoeder sijpelt door de perforaties van de contouren van de afbeelding en ligt in fijne zwarte puntjes op het tinglazuur. De schilder kan nu het motief, dat bestaat uit gestippelde contouren, overtrekken en de schaduw aanbrengen. Als laatste worden de hoekornamenten aangebracht.
De voorstellingen van de soldaten gaan deels terug op prenten van Jacob de Gheyn in WAPENHANDELINGHE VAN ROERS MVSQVETTEN ENDE SPIESEN (Amsterdam 1608).
In het archief van het Fries Museum te Leeuwarden vond Jan Pluis 21 sponsen voor soldaten te voet.
Ik vond in het Gemeentearchief Rotterdam 15 sponsen voor soldaten te voet met inventarisnummers 1976-3204-3255. Hiervan komen 14 sponsen overeen met afbeeldingen op tegels in kasteel Nöthnitz.
Het verband tussen de Harlingse en Rotterdamse sponsen is nog onduidelijk. Het onderscheid tussen Harlinger en Rotterdamse soldatentegels blijft dus interessant.Literatuur
Jacob de Gheijn, Wapenhandelinghe van Roers Musquetten ende Spiessen, SGraven Hage, 1607
Klaus Tiedemann, Figürliche Darstellungen auf Delfter Fliesen des 17. Jahrhunderts, Soldaten zu Fuß in: Weltkunst / Heft 5, März 1989
Arend Jan Gierveld en Jan Pluis, Fries Aardewerk: Harlingen, Bedrijfsgeschiedenis 1600-1933 & Producten tot 1720, Leiden 2005
Jan Pluis, Wisselwerking van decors van verschillende fabrikanten, in: Tegel 38/2010, 34-43, 29 afb.
Jan Pluis, De Nederlandse Tegel Decors en benamingen 1570-1930,
derde, herziene en vermeerde druk, Leiden 2013.Dankzegging
Jan Pluis will ik bedanken voor zijn hulp bij het opstellen van het bericht.
Ik dank mijn zoon Norbert voor redactie en publicatie van het bericht.Bekijk de volgende rapporten a.u.b:
Ein in der Welt einzigartiger Fußboden aus holländischen Fayencefliesen des 17. Jahrhunderts in Schloss Beauregard an der Loire
www.geschichte-der-fliese.de/beauregard.html
Harlinger Soldatenfliesen in Schloss Nöthnitz
www.geschichte-der-fliese.de/noethnitz.html